Bestraffen, negeren of toelaten?
“Ik vind het fijn dat ik mijn moedertaal mag spreken met mijn vriendjes en broer op de speelplaats. Dat geeft me het gevoel dat ik mag zijn wie ik ben.”
Een voorbeeld:
Sayed zit in het vierde leerjaar en heeft Afghaanse roots. Thuis spreekt hij Pashtu. In de klas is hij de enige met die thuistaal. Op de speelplaats spreekt hij wel Pashtu met enkele vriendjes en zijn broer die in een andere klas zitten. In een gesprek met zijn juf zegt hij: “Ik vind het fijn dat ik mijn moedertaal mag spreken met mijn vriendjes en broer op de speelplaats. Dat geeft me het gevoel dat ik mag zijn wie ik ben. Op mijn vorige school werd ik gestraft als ik Pashtu sprak en dat maakte me verdrietig.”
Meertalige leerlingen geven aan dat ze zich niet thuis voelen op school als ze worden gestraft omdat ze hun moedertaal spreken. Door hen daarvoor te straffen, straf je hen ook om wie ze deels zijn. Negeren dat ze een andere thuistaal hebben, zorgt ervoor dat ze zich niet erkend en gewaardeerd voelen. Ze krijgen het gevoel dat dàt deel van hun identiteit geen plaats heeft op school, een plek waar ze zoveel tijd doorbrengen.
“Ik heb geen vat meer op wat er gebeurt in mijn klas als leerlingen andere talen spreken.”
De thuistaal van leerlingen een plek geven op school hoeft niet te betekenen dat leerlingen geen Nederlands meer zullen spreken of dat je als leerkracht geen vat hebt op de talige ontwikkeling van je leerlingen. Laat je andere talen toe, dan zullen leerlingen zich beter voelen op school. Dat heeft een positief effect op hun identiteitsontwikkeling en ook op de schoolprestaties.
De thuistaal toelaten heeft voordelen voor alle leerlingen. Wanneer leerlingen meer begrip en kennis hebben over elkaars taal, bevordert dat hun onderlinge relaties. Bovendien zijn er voor leerlingen die in contact komen met meerdere talen nog voordelen:
- Ze hebben een positievere blik op meertaligheid.
- Ze zijn meer gemotiveerd om andere talen te gaan leren.
- Ze kunnen vlotter andere talen leren want ze zijn zich bewuster van de structuur van woorden en zinnen.
Maak duidelijke afspraken
“Als leerlingen hun moedertaal mogen spreken, ontstaan er kliekjes.”
Ben je bezorgd dat er kliekjes zullen ontstaan of dat anderen zich uitgesloten zullen voelen wanneer leerlingen hun moedertaal spreken? Met een duidelijk kader voor zowel leerkrachten als leerlingen kan je dat vermijden. Denk samen met leerkrachten, directie en eventueel leerlingen en ouders na over de verschillende contexten. Bespreek waarom de thuistaal spreken op het ene moment wel zou kunnen en op het andere beter niet.
Hoe en wanneer leerlingen hun moedertaal kunnen gebruiken, kan sterk afhangen van de context. Wat op de speelplaats of tijdens een schooluitstap wel kan, kan misschien niet in de klas. Maak in begin van het schooljaar afspraken over taalgebruik met je leerlingen en deel dit ook met de ouders.
Enkele voorbeelden van afspraken:
-
Je gebruikt je moedertaal alleen wanneer de leerkracht zegt dat het mag.
-
Je mag je moedertaal spreken met een klasgenoot om iets te vertalen dat de leerkracht heeft gezegd.
-
Je mag je moedertaal spreken op de speelplaats op voorwaarde dat er geen leerlingen bij zijn die de taal niet begrijpen. Zo voelt niemand zich uitgesloten.
-
Je mag informatie voor een opdracht opzoeken in je thuistaal, maar je geeft de presentatie in het Nederlands.
-
Je gebruikt je moedertaal niet om stiekem te roddelen of om iemand te pesten.
Wees consequent en trek de lijn door voor àlle talen. Als een leerling op een bepaald moment geen Pashtu, Oekraïens of Arabisch mag spreken, mag een andere leerling ook geen Engels of Frans spreken. Zo voelen alle leerlingen zich gelijk behandeld.
Zet meertaligheid in op verschillende manieren en momenten
Naast duidelijke afspraken over wanneer leerlingen hun moedertaal mogen gebruiken, is het ook belangrijk om als leerkracht na te denken hoe je meertaligheid kunt inzetten. Denk met enkele leerkrachten of leerlingen na over hoe je de thuistaal van leerlingen kan inzetten tijdens de les, een uitstap of op schoolreis.
Enkele voorbeelden:
-
Zorg voor diversiteit in je school- of klasbibliotheek: bied boeken aan in de thuistaal van je leerlingen. Dat zal hun nieuwsgierigheid opwekken en hun leeshonger voor zowel anderstalige als Nederlandstalige boeken aanwakkeren.
-
Nodig anderstalige ouders uit om een boekje in hun thuistaal voor te lezen in de klas.
-
Vraag tijdens een les geschiedenis hoe je ‘oorlog’ of ‘vrede’ zegt in hun moedertaal of laat leerlingen enkele getallen vertalen tijdens een les wiskunde.
-
Laat je leerlingen tijdens een uitstap naar de dierentuin dieren benoemen in hun moedertaal.
-
Laat leerlingen informatie opzoeken in verschillende binnen- en buitenlandse kranten over een recente gebeurtenis in de wereld. Vraag hen om de inhoud van de artikels te vergelijken.
Zoek je nog voorbeelden specifiek voor het kleuter-, lager of secundair onderwijs? Bekijk de tips van Netwerk Meertaligheid & Leren Antwerpen.
Hoe je wilt omgaan met de meertaligheid van je leerlingen kan dus een hele zoektocht zijn. Kies je er als school voor om thuistaal toe te laten? Zorg dan voor heldere afspraken. Met een duidelijk kader ondersteun je leerkrachten én weten je leerlingen dat er ruimte is voor hun thuistaal, maar dat Nederlands wel de instructietaal blijft.
Bronnen:
- Agirdag, O. & Kambel E. et al (2017), Meertaligheid en onderwijs. Amsterdam: Boom Uitgevers
- Agirdag. O. (2020), Onderwijs in een gekleurde samenleving. Berchem: EPO
- de Graaf, A. Delarue, S. & De Coninck K. (2019), Antwoorden op vragen over omgaan met meertaligheid in het onderwijs in het Nederlandse taalgebied. Taalunie