De antidiscriminatiewetgeving
België heeft 3 wetten die samen de antidiscriminatiewetgeving vormen: de Genderwet, de Antiracismewet en de Antidiscriminatiewet. Elk van deze 3 wetten onderscheidt bepaalde criteria of persoonlijke kenmerken. In totaal zijn er 19 ‘beschermde criteria’:
- de Genderwet: geslacht,
- de Antiracismewet: nationaliteit, nationale of etnische afstamming (ras), huidskleur en afkomst (Joodse oorsprong),
- de Antidiscriminatiewet: handicap, geloof of levensbeschouwing, seksuele geaardheid, leeftijd, vermogen, burgerlijke staat, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, gezondheidstoestand, fysieke of genetische eigenschap, geboorte, sociale afkomst en taal.
Lees meer info over de antidiscriminatiewetgeving.
Wat is het verschil tussen discriminatie en racisme?
De termen worden vaak door elkaar gebruikt, maar betekenen niet hetzelfde. Racisme is een vorm van discriminatie waarbij je iemand uitsluit op basis van nationaliteit, etniciteit (ras), huidskleur of afkomst.
Bijvoorbeeld:
Een huisbaas wil zijn appartement niet verhuren omdat je de Nigeriaanse nationaliteit hebt. Of je wordt uitgescholden omdat je van Joodse afkomst bent.
Zijn er grenzen aan onze vrije meningsuiting?
In ons land is er vrijheid van meningsuiting, maar daar zijn wel grenzen aan. Overschrijd je die grenzen, dan pleeg je een misdrijf. Een rechter kan je hiervoor veroordelen.
Raadpleeg de volledige lijst van de grenzen van vrije meningsuiting.
Een discriminerende uitspraak: expliciet of subtiel
Sommige uitspraken erkent iedereen als discriminatie. Op de tram tegen iemand met een donkere huidskleur zeggen ‘dat ze beter terug zou keren naar Afrika,’ is een duidelijk voorbeeld van een racistische uitspraak. Discriminatie kan ook via geschreven tekst, non-verbaal, visueel, seksueel of fysiek gedrag. Dat kan zowel op een expliciete als subtiele manier gebeuren. Het kan bedoeld of onbedoeld zijn.
Denken en doen: een groot verschil
Iedereen denkt weleens in stereotypen of heeft bepaalde vooroordelen, ook al besef je het misschien zelf niet. Stereotypen en vooroordelen zijn veronderstellingen of veralgemeningen waar geen enkele persoon helemaal aan beantwoordt. Zolang je ze denkt, hoeft dat geen probleem te zijn. Maar als je handelt op basis van die gedachten, dan kan dat wel leiden tot discriminatie.
Voorbeelden:
-
Een vrouw met hoofddoek schrijft haar kind in op school. Als de directeur het beroep van de moeder wil invullen, zegt hij: ‘Huisvrouw, zeker?’
-
Een klant vraagt aan het poetsbureau om geen man te sturen.
-
Een arbeider die homo is, krijgt op de werf voortdurend mopjes over zijn geaardheid te horen.
Reageer altijd!
Kom voor elkaar op en toon dat discriminatie en racisme geen plek hebben in de organisatie. Alleen op die manier zal het non-discriminatiebeleid doeltreffend zijn.
Wil je stilstaan bij wat dit met jou doet als mikpunt of als omstaander? Of vraag je je af hoe je op een goede manier kan reageren? Vraag het dan aan Atlas! Deze vorming helpt jou alvast op weg.